Blog Anne-Ruth | Doe mij maar een wasstraat
Studenten zeggen soms: ’Sorry hoor mevrouw, ik heb niets met technologie in de zorg.’ Dan moet ik vaak grinniken, ze zitten immers de hele dag op hun smartphones te tikken. Maar goed dat we de stofzuiger niet ‘huishouden en technologie’ zijn gaan noemen. Anders zouden we nog steeds met de bezem de vloer moeten vegen. Technologie maakt het leven makkelijker.
Technologie maakt het leven makkelijker
En dat geldt ook voor technologie in de zorg. Of we willen of niet, ook in de zorg zal steeds meer technologie worden toegepast. Patiënten zitten ook allemaal niet meer te wachten op een zorgmedewerker die te laat, gestrest, niet volgens hun normen de zorg levert met alle goede bedoelingen ten spijt. Ik roep al jaren: “als ik het zelf niet meer kan, doe mij dan maar een wasstraat.” Onlangs las ik dat deze nu inderdaad is ontwikkeld.
Onderzoeken, maar vooral praktisch, leuk en gezamenlijk
Toen ik begon bij het Practoraat Zorg en Technologie was mijn eerste focus het keuzedeel Zorginnovaties en technologie. Ik houd ervan om dingen uit te denken, maar waardeer het als het dan ook uitgevoerd wordt. Ik onderzocht manieren om het keuzedeel praktisch, leuk, zo veel mogelijk gekoppeld aan de praktijk én in samenwerking met techniekopleidingen te ontwikkelen. Dit deed ik samen met studenten en collega's van zorg en techniekopleidingen.
Klopt dit model eigenlijk wel?
Toen het kwalificatiedossier 2020 kwam, bleek dat daarin zorgtechnologie ook een plaats kreeg. Hierdoor moesten we nadenken over de verschillen tussen het keuzedeel en het basiscurriculum. Hiervoor bleek al een (niet wetenschappelijk) model uitgewerkt te zijn. Dit model gaf ons richting bij de ontwikkeling van het onderwijs. Maar we vroegen ons af: klopt het model eigenlijk wel? En wat vindt de praktijk daar eigenlijk van? Gelden alle competenties voor alle niveaus in de zorg of moet daar een onderscheid worden gemaakt. En hoe zit het met welzijn?
Onderzoekers aan de slag
Daarom gingen we met een groepje onderzoekers aan de slag. Eerst de literatuur uitpluizen om erachter te komen of er misschien nog meer competenties werden beschreven en of de gebruikte competenties ook werden benoemd. Gelukkig bleek dit zo te zijn, daarnaast ontdekten we dat er nog andere competenties genoemd werden. Deze hebben we voorgelegd aan deskundigen uit het werkveld en het onderwijs. Zij vulden twee keer een vragenlijst in waarin we ze om feedback vroegen: op de gevonden competenties; op de beschrijvingen van de competenties en of zij de gevonden competenties herkenden of nog iets wilden toevoegen. Na analyse hebben we twee focusgroepen gehouden, waar een selectie van deskundigen uit het werkveld en het onderwijs werd bevraagd. In elke focusgroep probeerden we tot consensus te komen. De uitkomsten hebben we naast elkaar gelegd en daaruit is het vernieuwde V-model ontstaan.
Uitkomst: het vernieuwde V-model
Door dit onderzoek kunnen we vaststellen dat er inderdaad verschil wordt ervaren tussen basis- en gevorderde competenties. De basiscompetenties hebben we vanaf 2020 opgenomen in het curriculum, de gevorderde in het keuzedeel. Het was fijn hier een dubbelrol te hebben. De gevonden uitkomsten konden door mij als curriculumgroepslid snel worden uitgelegd en toegepast. Het onderzoek geeft een goede onderbouwing voor het hebben en houden van het keuzedeel, ondanks dat er ook al zorgtechnologie wordt geïntegreerd in het curriculum. Het geeft richting aan wat goed is om in te zetten als basiscompetentie en wat als verdiepende. Bij het verbeteren van modules kunnen we steeds beter kijken wat erin moet en of de juiste technologiecompetenties worden afgedekt.
En daar word ik blij van
En daar word ik nou ook zo blij van. We zitten niet alleen met een groepje mensen in een duister kamertje naar onze computers te staren en over ingewikkelde zaken na te denken. We onderzoeken vragen waar we als opleiding mee worstelen, waar we niet zo makkelijk een antwoord op weten en gaan daarmee aan de slag. We praten met mensen van opleidingen en de praktijk. Vervolgens kunnen we er echt wat mee in het onderwijs. 1) Het curriculum wordt er beter van 2) mensen begrijpen beter tot welk niveau je iets op een bepaald moment moet aanleren aan studenten en 3) het is duidelijker wat we van ze kunnen en mogen verwachten. En dat maakt onderzoek doen leuk!